Lente-zomertijd-herfst

Ik ben al vroeg klaarwakker. Of het nu komt doordat mijn biologische klok nog niet is ingesteld op de zomertijd of omdat ik de hele dag thuis zit en de trap op en neer tussen koffieapparaat en werkzolder me toch te weinig beweging biedt, ik weet het niet.
Ik ga mijn bed uit en ga lekker een rondje rennen. Ik bedenk me dat ik gister niet eens het huis uit geweest ben om -wat schichtig binnen het halfuur- de boodschappen te doen. Mijn vrouw heeft dat deze keer gedaan. Het is al licht, hé de straatlantaarns branden nog. Iemand bij de gemeente is zekervergeten de klok te verzetten. Of te druk met Corona, dat kan ook. Misschien is diegene zelfs wel ziek, want het is ook in Zwolle binnengekropen.
Het is heerlijk buiten, het heeft wat gevroren. Ik ga de wijk uit en zoek de weggetjes die in de zon liggen. Ik kom een paar fietsers tegen en een drietal honden met een tweetal baasjes. De baasjes houden keurig afstand, de honden spelen vrolijk met elkaar. Je zou er jaloers van worden. Er komen me af en toe ook een paar mede-hardlopers tegemoet, ze lopen aan de andere kant van de weg. Ik groet ze joviaal, vanuit een soort vaag ‘sport verbroederd’ gevoel. Ik zie dat mijn ademwolkje niet verder dan 30 centimeter voor me uitgaat, maar toch krijg ik telkens alleen een norse blik terug, zo van: blijf bij me uit de buurt. Ik had al eens gelezen dat de Corona-crisis èn het beste èn het slechtste in een mens naar boven brengt.
Ik neem het pad langs de Milligerplas en de nieuwste wijk van Stadshagen. Rechts van me is er meer verkeer op de rondweg dan ik gedacht had. Het stoort me (weg stilte) en verbaast me.Ik dacht dat iedereen zo beetje thuis werkte. Iets verderop staan bij een rijtje huizen in aanbouw een zestal aannemersbusjes. De bouwvakkers werken best dicht bij elkaar, ik zie geen mondkapjes. Hebben ze nu geluk omdat ze nog werk hebben, of hebben ze nu pech omdat ze toch aan het werk moeten? Ik vraag het ze maar niet.
Een tunneltje onderdoor het buitengebied weer in, er staat een in beton gegoten dichtregel op: Ergens wacht stilte. Tja. In de bomen langs het pad zingen vogels alsof er niets aan de hand is, het is immers lente.
Thuisgekomen even uitpuffen op het bankje in onze achtertuin, in de zon uit de wind. Kopje thee, de krant erbij,vol berichten die waarschijnlijk alweer achterhaald zijn. Ik hoor het geritsel van de blaadjes van de beukenhaag. Die vallen nu en door een soort windhoosje op het terras zitten ze achter elkaar aan en tuimelen ze over elkaar heen. Het is lente, maar het voelt als herfst. En de winter schijnt nog te komen.
Een mobiele telefoon gaat, ik herken de rinkel, het is die van mij. Goddank, er wordt aan mij gedacht.
Anne Zweers