Meditatie vrijdag 15 mei

Handelingen 17:22-34 De onbekende god
Mijn moeder had vroeger een type- en stencilbureau; ik weet het, dit klinkt als iets uit het stenen tijdperk. Toen zij haar werk verhuisde van een kantoor in de binnenstad naar onze zolder, vond ik het heerlijk om er rond te neuzen of om stiekem op haar typemachine te typen. Zij had een voor die tijd hypermoderne typemachine van IBM. Voor ieder lettertype was er een bolletje die in de machine geklikt werd. Als je een woord wilde laten opvallen en daarom bijvoorbeeld cursief wilde weergeven, moest je eerst het ‘gewone letterbolletje’ eruit halen en een ‘cursief letterbolletje’ erin prutsen. Na het woordje getikt te hebben wisselde je natuurlijk opnieuw. Ongelofelijk tijdrovend, maar we vonden het toen een klein wonder…
Voordat de volgetikte stencilvellen gestencild werden (wie weet nog hoe dat ging?), las mijn moeder de hele tekst nauwkeurig na. Bij langere stukken of cijfers deed ik dat wel eens samen met haar, zoals bij het jaarboekje van de schapenfokvereniging, waarin ieder geboren, verkocht en of gekeurd schaap met nummer en prijs werd opgesomd, vele saaie bladzijden lang. Dan zaten we tegenover elkaar en wisselden we lezen en nakijken af. Een andere keer zat ik op een avond met haar het maandblad van de Remonstrantse Gemeente ‘tegen te lezen’ zoals we dat noemden, tot ze nog voordat ik de zin gelezen had verontwaardigd uitriep: ‘Dít vind ik toch zo erg! Dat kan toch niet..?!’ Ik las snel verder: ‘onze Moeder’, zo begon het gebed, in plaats van ‘onze Vader’… Mijn moeder vond het blasfemisch, ze was op een vreemde manier zelf beledigd. Ze kon er niet over uit. Onze Moeder, hoe haalden ze het in hun hoofd.
Ook ik werd wat opgewonden, maar dat had een heel andere reden. Bij mij ging er een luikje open. Vader kan dus ook Moeder zijn, Hij kan ook Zij zijn…, dat was nieuw voor me. Er gloorde een stukje ja, wat eigenlijk? Ruimte? Vrijheid? Er werd een raam op een kier gezet waardoor frisse lucht mijn geest wakker kon waaien, al voelde het op dat moment nog vooral als alles door de war waaien. Een ander beeld dan God als strenge allesziende vader, was dus mogelijk… En als God ook vrouw kan zijn, wat kan dan nog meer?
Heel langzaam en voorzichtig, maar onontkoombaar kantelde mijn godsbeeld: van hard naar zacht, van vast naar vloeibaar, transparant. Ik weet niet hoe God eruitziet, óf hij er wel uitziet. Hij (ik spreek toch nog steeds in de hij-vorm…) stroomt als het ware met de wendingen in mijn leven mee en wordt meer en meer vloeibaar als een Liefdevolle macht die mij en ons omringt. Daarom spreekt het beeld van de onbekende god in dit stuk mij wel aan, al bedoelden de Grieken er wat anders mee. Zoals Paulus hierin zegt: ‘Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ Ik voel me goed bij het voorzichtig in zoektermen spreken of wat vaker zwijgen over wat te groot is om te bevatten. Pas dan, zacht als een opkomende zomerzon, breekt hij vanuit de stilte door mijn mist heen als de altijd Aanwezige.
Riet van der Wenden