Meditatie woensdag 22 juli

Meditatie woensdag 22 juli

Heb uw naaste lief als uzelf

Er schuilt een groot geluk in het gelukkig maken van anderen
ondanks onze eigen omstandigheden.

Een verhaal…..

Twee mannen, beiden ernstig ziek, lagen op dezelfde kamer in het ziekenhuis. Eén van hen mocht elke middag een uurtje opzitten omdat dat goed was voor zijn genezingsproces; zijn bed stond naast het enige raam in de kamer. De andere man moest de hele tijd liggend op zijn bed doorbrengen. De mannen kletsten heel wat met elkaar af. Ze hadden het over hun vrouwen en gezinnen, hun huizen, hun werk en waar ze op vakantie waren geweest. En elke middag, als de man in het bed bij het raam even mocht zitten, benutte hij z’n tijd om aan zijn kamergenoot alles te beschrijven, wat hij van buiten, door het raam, kon zien. De man in het andere bed leefde helemaal op van die uurtjes waarin zijn wereld werd verbreed en tot leven gebracht door alle activiteiten en kleuren, van de wereld daar buiten. Het raam, zo begreep hij, gaf uitzicht over een park en een prachtig meer. Eenden en zwanen dobberden op het water waar kinderen hun eigengemaakte bootjes lieten varen. Verliefde stelletjes liepen arm in arm te midden van bloemen in allerlei kleuren en de mooie skyline van een stad was in de verte zichtbaar. Wanneer de man bij het raam dit alles in de fijnste details beschreef dan deed de man aan de andere kant van de kamer zijn ogen dicht en probeerde zich het schitterende beeld voor de geest te halen.

Toen, nogal onverwachts, kreeg de man een duistere gedachte. waarom zou die andere man het alleenrecht hebben op het plezier om alles te kunnen zien, terwijl hij zelf nooit iets te zien kreeg? Het leek niet eerlijk! Bij die eerste gedachte schaamde de man zich een beetje, maar toen de dagen voorbij gingen en hij nog steeds niets zag, veranderde zijn afgunst in wrok en maakte het hem bitter. Hij begon te piekeren en kon al snel niet meer slapen. Hij moést bij het raam liggen! Vanaf dat moment beheerste die gedachte, zijn leven. Eens diep in de nacht, terwijl hij naar het plafond staarde, begon de man bij het raam te hoesten. Hij dreigde te stikken. Dit aanhorend van de andere kant van de kamer  kwam het niet bij hem op zijn eigen alarmknop in te drukken. Binnen vijf minuten hield het hoesten en naar adem snakken op. Nu was er alleen maar stilte, doodse stilte. Toen de verpleegster kwam voor de wasbeurten vond ze het levenloze lichaam van de man bij het raam. Ze was bedroefd en vroeg de assistent het lichaam van de kamer te halen. En zodra er een geschikt moment was, vroeg de andere man of hij naar het raam verplaatst mocht worden. De verpleegster was erg blij dat ze deze ruil kon toestaan. Langzaam, met een van pijn vertrokken gezicht, richtte de man zich op op één van z’n ellebogen voor z’n eerste blik vanuit de ziekenkamer op de buitenwereld. Hij spande  zich in en draaide heel langzaam om voor een kijkje door het raam naast het bed.…….Er was slechts een blinde muur te zien…. De man vroeg even later ontdaan aan de verpleegkundige wat zijn overleden kamergenoot bezield kon hebben dat hij zulke prachtige dingen van buiten het raam had beschreven, terwijl er niks anders te zien was dan een muur. De verpleegkundige antwoordde dat de overledene blind was en dat hij zelfs de blinde muur niet had kunnen zien.

Wat herkennen we hierin van onszelf? Zijn wij degene die er geluk in schept de ander gelukkig te maken. Wat doen wij om de ander een prettige tijd te bezorgen? Kunnen we over onze schaduw heen springen voor de ander?

Toke Hoekstra